• Je verlaat pas de stal (of met eigen paard de opzadelplaats) op aangeven van de lesgever/begeleider of verantwoordelijke persoon, niet op eigen houtje.
• Doe de staldeur zo groot mogelijk open en maak de gang vrij.
• Aan de hand begeleid je het paard aan de linkerkant door enkel de linkerteugel vast te houden, standaard zonder te trekken. Kan je het paard niet bijhouden, neem dan de 2 teugels vast en geef hier wat druk op tot het paard doet wat je vraagt.
• Let op dat het paard noch de zadel tegen muren, deuren of hoeken schuurt.
• In de piste loop je rond op de hoefslag op de linkerhand met het paard aan de hand. Ruiters en paarden van een eventuele vorige les staan naast elkaar op de middellijn.
• Op aangeven van de lesgever gaan de paarden van de vorige les naar de stal (tenzij ze in de volgende les ook moeten meelopen) en gaan de ruiters van de volgende les naast elkaar op de middellijn staan met voldoende afstand tussen elkaar.
• Is er niet voldoende plaats op de middellijn, blijf dan nog even aan de hand rondstappen op de hoefslag.
• Loopt je paard al mee in de les voordien, moet je het paard niet meer poetsen en opzadelen. Controleer natuurlijk wel even of alles nog goed is. Op aangeven van de lesgever/begeleider kan je op een rustige manier naar je paard wandelen en het paard overnemen van de vorige ruiter. Betreedt nooit op eigen houtje de piste. Wacht geduldig tot de ruiter afgestapt is.
• Bij wandelingen is het mogelijk dat er niet in de piste opgestapt wordt, maar op de binnenplaats. Hier moet je natuurlijk geen rondjes lopen, maar hou wel voldoende afstand van andere paarden. Blijf zo veel mogelijk stilstaan zodat de andere paarden ook rustig blijven.
• Doe de staldeur zo groot mogelijk open en maak de gang vrij.
• Aan de hand begeleid je het paard aan de linkerkant door enkel de linkerteugel vast te houden, standaard zonder te trekken. Kan je het paard niet bijhouden, neem dan de 2 teugels vast en geef hier wat druk op tot het paard doet wat je vraagt.
• Let op dat het paard noch de zadel tegen muren, deuren of hoeken schuurt.
• In de piste loop je rond op de hoefslag op de linkerhand met het paard aan de hand. Ruiters en paarden van een eventuele vorige les staan naast elkaar op de middellijn.
• Op aangeven van de lesgever gaan de paarden van de vorige les naar de stal (tenzij ze in de volgende les ook moeten meelopen) en gaan de ruiters van de volgende les naast elkaar op de middellijn staan met voldoende afstand tussen elkaar.
• Is er niet voldoende plaats op de middellijn, blijf dan nog even aan de hand rondstappen op de hoefslag.
• Loopt je paard al mee in de les voordien, moet je het paard niet meer poetsen en opzadelen. Controleer natuurlijk wel even of alles nog goed is. Op aangeven van de lesgever/begeleider kan je op een rustige manier naar je paard wandelen en het paard overnemen van de vorige ruiter. Betreedt nooit op eigen houtje de piste. Wacht geduldig tot de ruiter afgestapt is.
• Bij wandelingen is het mogelijk dat er niet in de piste opgestapt wordt, maar op de binnenplaats. Hier moet je natuurlijk geen rondjes lopen, maar hou wel voldoende afstand van andere paarden. Blijf zo veel mogelijk stilstaan zodat de andere paarden ook rustig blijven.