Voor de aanvang van de les/wandeling dient het paard waar jij (of je kind) mee zal rijden grondig gepoetst te worden en daarna opgetuigd te worden.

Merk op: Onderstaande uitleg is vooral bedoeld voor ruiters die met manegepaard deelnemen. Met privépaard ben je vrij om voor een andere werkwijze te kiezen dan hieronder voorgesteld, zolang het paard netjes verzorgd in de piste komt en een degelijk harnachement draagt (zie ook "Uitrusting").

Wie is verantwoordelijk voor het uitvoeren van deze taken?

De ruiter (en zijn/haar ouders indien het kind jonger is dan 12 jaar) is verantwoordelijk, maar kan natuurlijk beroep doen op hulp en begeleiding van de lesgever.

Tijdens de lessen “Introductie tot paardrijden” en de lessen “Hippische begeleiding” wordt alle omkadering aangeleerd aan de ruiter/ouders. Zit je in een hogere les of neem je deel aan een wandeling, gaan we er echter van uit dat je onderstaande punten grotendeels zelfstandig kan uitvoeren en de noodzakelijke hulp van de lesgever/begeleider beperkt is.

We begrijpen dat er soms nog bepaalde zaken zijn die je misschien nog niet zo goed onder de knie hebt. Ook dan is het jouw verantwoordelijkheid om de uitvoering van alle taken te verzekeren, bv. door andere ruiters/ouders of de lesgever/begeleider om hulp te vragen. Maar in de eerste plaats om hier dan uit te leren zodat je het in de toekomst wel zelfstandig kan.

Aangezien je met een dier bezig bent is het nemen van verantwoordelijkheden juist zo belangrijk. Als je nalaat iets te doen of iets op de verkeerde manier doet, kan dit enerzijds gevolgen hebben voor het paard maar anderzijds ook voor de andere ruiters en hun veiligheid.

Enkele voorbeelden:

• Ik let niet goed op en doe het hoofdstel niet op de juiste manier aan. Mijn paard heeft daar last van, is onrustig en stampt per ongeluk een kind.
• Ik let niet goed op en leg foutieve doeken op het paard. Na het rijden heeft mijn paard een wonde op de schoft.
• Ik let niet goed op en laat mijn paard bij het buitengaan tegen de deur schuren. Mijn paard schrikt zich rot, rukt zich los en loopt iemand omver. Of volgende keer durft het paard niet meer uit de stal.
• Ik doe niet voldoende moeite om het paard te poetsen onderaan de benen (kogel, koot, kroonrand), aan de poep, of waar onderdelen van zadel of hoofdstel liggen. Mijn paard krijgt wondjes.
• Ik laat na de hoeven van het paard schoon te maken en er blijft een steentje in zitten. Mijn paard mankt hierdoor.
• Ik sla het bit tegen de tanden van het paard om het aan- of uit te doen. Gevolg: Het paard wil het bit daarna niet meer in de mond nemen.
• Etc.

Hoe omgaan met het paard?

Een paard is een dier en denkt dus met emoties. Als een paard ons tegenwerkt is dat niet om ons te pesten, maar omdat dat zo in hem opkomt. Bijvoorbeeld op basis van ervaringen uit het verleden.

De meeste manegepaarden ondergaan echter relatief gewillig wat wij met hen willen doen. Soms vinden ze het zelfs fijn om door ons geaaid te worden. Maar soms vinden ze het ook niet leuk en dan geven ze ons signalen met hun lichaamstaal. Wij moeten deze dan interpreteren en er op de juiste manier mee omgaan.

Een paard correct behandelen betekent niet per se dat je altijd zacht moet zijn, maar wel dat we hem als paard behandelen.

• Als je paard jouw veiligheid in het gedrang brengt, moet je niet twijfelen om kordaat maar op een rustige manier op te treden.
• Als een paard niet van je wil weten moet je hem niet onnodig storen door bv. kost wat kost het paard te willen aaien. Als je je paard moet opzadelen voor de les mag je natuurlijk wel even doorzetten als hij wat moeilijk doet.
• Je blijft zelf altijd kalm zodat je paard niet onrustig wordt van je gedrag.

Spelen en roepen in de stallen en in de stalgangen is erg gevaarlijk en ten strengste verboden.

1. Aankomst in de manege

Ten laatste een half uur voor de aanvang van de les/wandeling dien je te kunnen starten met het klaarmaken van je paard. Dat wil zeggen dat je uiterlijk 35 min. voor de aanvang van de les/wandeling op de parking moet stoppen.

Uitzondering: Ruiters die deelnemen aan de les "Introductie tot paardrijden" komen uiterlijk 45 min. voor de aanvang van de les toe zodat er meer tijd is om alles aan te leren en de vrijwilliger van de manege voldoende tijd heeft uitleg te geven.

De lesgever/begeleider verdeelt de manegepaarden ten laatste een half uur voor de aanvang van de les/wandeling. Met welk manegepaard jij (of je kind) mag rijden wordt genoteerd op het blad "Paardenverdeling" dat ophangt op het witte bord aan de doorgang tussen stallen en binnenpiste. Je kan bij je lesgever/begeleider je voorkeur opgeven qua paard, maar de lesgever maakt uiteindelijk de beslissing (al dan niet samen met de verantwoordelijke van de manege). De lesgever/begeleider houdt rekening met ieders voorkeur, maar ook met elke ruiter die deelneemt aan de les (vaardigheden, grootte, …), en zeker ook met het maken van een verdeling die de paarden overheen de ganse dag niet overbelast.

Enkele belangrijke richtlijnen:

• Manegepaarden worden altijd in de stal klaargemaakt (een uitzondering kan gemaakt worden uit veiligheidsoverwegingen). Met eigen paard mag je gebruik maken van de voorziene ringen om je paard vast te maken, maar het binnenplein moet proper achter gelaten worden (reeds bij de aanvang van de les).

• Enkel de ruiter zelf en 1 volwassen of jongvolwassen helper zijn toegestaan in de stalgangen en de stal.

2. Halster aandoen

Je benadert het paard op een rustige maar kordate manier in de stal en doet het een passend halster (full of cob) om. De koord maak je vast met een paardenknoop.

Maak de koord niet vast aan de staldeur, maar wel aan een stevig en onbeweeglijk iets.

Regels voor gebruik van halsters van de manege:

• Halsters van de manege zijn enkel beschikbaar zo lang de voorraad strekt. Daarom raden wij aan een eigen halster mee te brengen. Let op dat het halster ongeveer past voor de maat van je paard (full of cob).
• Hang het halster voor de aanvang van de les/wandeling weer terug op hun plaats zodat andere ruiters ze ook kunnen gebruiken en ze niet door vergetelheid aan de stal blijven hangen.
• Zorg ervoor dat je het halster weer terughangt in goede staat: dus geen knopen in de koord, en de riempjes op de juiste manier vast.

3. Paard poetsen

Poets het paard overal met een aangepaste borstel:

• Roskam of dergelijke: grof vuil, voorzichtig zijn dat je niet direct op de botten van het paard schuurt
• Harde borstel: grof vuil, ook op gevoelige plaatsen (bv. de benen waar je direct op het bot zit).
• Zachte borstel: stof wegborstelen
• Manen en staart kammen: met een manenborstel met pinnetjes, of indien deze niet beschikbaar is mag het ook met een roskam
• Hoeven uitkrabben en schoonmaken met een hoevenkrabber
• Vuil rond de ogen voorzichtig uitwrijven met je vingers
• Signaleer singel- of zadelwondjes bij de lesgever.
• Ga nooit achter het paard staan. Wil je naar de andere kant van het paard, ga dan onder het hoofd door. Bij het poetsen van de poep, benen, staart of hoeven sta je ook steeds naast je paard en niet erachter.
• Buk je om de benen en voeten van het paard te poetsen en ga niet op je hurken zitten.

Niet vergeten te poetsen op plaatsen die traditioneel “vergeten” worden:

• Onderaan de buik, ook achteraan (dicht tegen schaamstreek)
• De poep (onder de staart)
• Onder de manen
• Onderaan de benen (kogel, koot, kroonrand)
• Op de borst
• In de plooi van de benen (tussen voorbenen en buik)
• Aan de binnenkant van de benen (voorbenen en achterbenen)

Regels voor het gebruik van de borstels van de manege:

• Borstels van de manege zijn enkel beschikbaar zolang de voorraad strekt. Daarom raden we je aan eigen borstels mee te brengen.
• Leg de borstels voor de aanvang van de les weer terug op hun plaats zodat andere ruiters deze ook kunnen gebruiken en vergetelheid na de les voorkomen wordt.
• Leg de borstels op een goed zichtbare plaats zodat je ze niet kwijtraakt en zorg er om dezelfde reden voor dat ze niet onder het stro terechtkomen.
• Maak de borstels weer proper vooraleer je ze terug in de bak legt.
• Als een paard een besmetting heeft waarbij de manege aangeeft aparte borstels te gebruiken om het paard te poetsen, gebruik je enkel en alleen de borstels die aan de kant gezet zijn voor het paard. Dus ook niet je eigen borstels.

4. Paard opzadelen

Aangezien je paard met een halster vaststaat is het aan te raden eerst het zadel op te leggen.

Begin niet eerder dan 10 min. voor de aanvang van de les/wandeling met opzadelen zodat de paarden niet onnodig gezadeld moeten staan. Uitzondering: Ruiters die deelnemen aan de les “Introductie tot paardrijden” mogen 15 min. voor de les hier al mee beginnen.

Belangrijke richtlijnen:

• Kijk op het blad met de paardenverdeling altijd na welke doeken/ander materiaal het manegepaard waar je mee rijdt aan moet. Het kan immers zijn dat nonchalante mensen per ongeluk doeken hebben weggelegd bij het verkeerde paard en dat het niet helemaal klopt wat er bij het materiaal van je paard ligt.
Verwissel nooit materiaal van paard en gebruik altijd het voorziene materiaal van het paard dat je mee rijdt (tenzij dit aangegeven wordt door de verantwoordelijke van de manege). Het materiaal is immers aangepast aan elk paard.
• Een eigen (proper gewassen) zadeldoek gebruiken mag mits je wel de nodige extra doeken en ander voorzien materiaal van de manege gebruikt.
• Als je per ongeluk materiaal laat vallen, doe dan de moeite om dit op te rapen en bij het juiste paard terug te leggen. Voor het welzijn van de paarden is het erg belangrijk dat ze het juiste materiaal op krijgen.
• We leggen eerst de gewone zadeldoek op en daarboven pas de rubber gel of de mouche.
• Maak de doeken en de singel van het zadel altijd goed schoon aan de binnenkant, zodat dit niet kan schuren tegen je paard.
• Vergeet de singel niet door de voorziene riempjes van het zadeldoek te stoppen.
• Je mag de singel van het zadel direct vrij goed aanspannen, maar overdrijf niet en doe dit op een rustige manier (niet snokken of bruut zijn bij het aansingelen).
• Hou het hoofd van je paard in de gaten terwijl je aansingelt zodat hij je niet bijt. De meeste manegepaarden houden hier niet van omdat ze er slechte ervaringen mee hebben uit het verleden.
• Maak stijgbeugels al ongeveer op de juiste lengte in de stal. Trek de stijgbeugels omhoog zodat ze niet tegen het paard kletsen en nergens achter blijven hangen.
• Leg zadel en doeken voldoende naar voren op het paard. Richtlijn: Als de voorbenen van het paard volledig verticaal staan en de singel recht naar beneden hangt, precies 1 hand tussen voorbenen van het paard en de singel. De kamer van het zadel ligt dan boven de schoft van het paard.
• Draagt je paard getten, controleer dan met je lesgever/begeleider of deze op de juiste manier werden aangedaan.

5. Hoofdstel aandoen

Doe het halster uit, hou het hoofd met je rechterhand bij je en doe dan het hoofdstel aan.

• Met je rechterhand het hoofd van het paard bij je houden.
• Met je rechterhand de bakstukken van het hoofdstel mee vasthouden.
• Met je linkerhand het bit in de mond van het paard brengen.
• Met beide handen de oren voorzichtig door het kopstuk doen.
• De neusriem vastmaken (precies 2 duimen tussen paard en riempje). Let op: De positie van de neusriem kan verschillen per soort neusriem.
• De keelriem vastmaken (minstens 2 vuisten tussen paard en riempje).

Belangrijke richtlijnen:

• Let er reeds voor het aandoen van het hoofdstel op dat er geen riempjes gedraaid zitten.
• Zorg ervoor dat je de oren door het kopstuk inclusief neus-/keelriem (indien deze niet vastgehecht zitten aan het kopstuk) stopt.
• Doe de oren van het paard op een rustige manier door het kopstuk.
• Sla het bit zeker niet tegen de tanden bij het aandoen, maar vraag je paard zijn mond open te doen door je vinger een klein stukje op de tandenloze plaats in de paardenmond te steken. Anders kan het zijn dat het paard uit angst in de toekomst het bit helemaal niet meer in de mond wil nemen.
• Maak de bakstukken of de zijkant van de neusriem zeker niet los, want deze zijn aangepast aan de grootte van het paardenhoofd.
• Heeft je paard getten, een martingale of borstriem en ben je niet zeker hoe dit aan te doen, vraag dan bij je lesgever/begeleider om hulp.

6. En verder ...

Zorg ervoor dat het paard zijn hoofd niet te diep kan laten zakken en dat de teugels niet op de grond kunnen komen. Daarom hangen we de teugel achter de stijgbeugel en dit zonder dat het paard druk krijgt in zijn mond. Blijf liefst zo veel mogelijk bij het paard aan de stal om het in de gaten te houden.

Op aangeven van de lesgever/wandeling begeleid je het paard naar de piste of opstapplaats voor de wandeling (zie verder bij "Aanvang van de les/wandeling"). Is je lesgever al aan het lesgeven aan een vorige groep, ga dan aan de ingang van de piste staan zodat je het direct hoort wanneer je mag binnenkomen. Zorg ervoor dat je alle uitrusting al aan hebt en dat alle taken afgewerkt zijn zodat je op dat moment direct je paard uit de stal kan leiden en naar de piste kan komen. De vorige ruiters zijn immers aan het wachten om de piste te verlaten.

Wat als ik iets verkeerd doe?

Dan is in de eerste plaats het paard de dupe hiervan, mogelijk ook mederuiters of ruiters die na jou komen. Het paard is "slechts" een dier en kan er ook niet aan doen dat wij hem in gevangenschap houden. En al zeker niet dat wij soms niet de nodige wilskracht, kennis en/of kunde hebben. Door de regels te volgen doe je al heel veel op een correcte manier.

De lesgever/begeleider of verantwoordelijke van de manege controleert aan het begin van de les/wandeling zoveel mogelijk of elk paard correct opgetuigd is, maar als dit over het algemeen goed lukt (dus zeker in de gevorderdenlessen) kan hij/zij beslissen dit af te bouwen en enkel nog steekproefsgewijs te controleren.

Of de paarden proper gepoetst zijn wordt op regelmatige basis steekproefsgewijs gecontroleerd door de lesgever/begeleider of de verantwoordelijke van de manege. De consequenties die eraan verbonden zijn worden geval per geval beoordeeld. In principe kan de manege je weigeren in de les/wandeling als er nalatigheden zijn in de taken voor de aanvang van de les/wandeling of als het reglement op een andere manier niet wordt nageleefd.